Nederlandse Politie Academie bij Apeldoorn is geen retraitehuis
Bron: Korpsblad RP Juni 1967
Tekst: Bas den Oudsten
Er kan wellicht enig verschil van mening bestaan over de vraag of politieofficieren worden gemaakt dan wel geboren, maar niet over het feit dat zij degelijk worden opgeleid. Dat gebeurt sinds 1 april van dit jaar in de modernste politieopleiding van Nederland, die begin mei door Koningin Juliana werd geopend. In het Orderbos ten zuidwesten van Apeldoorn, staan op een terrein van bijna vijf hectare de gloednieuwe gebouwen van de Nederlandse Politie Academie. Daar is, behalve een bedrag van vier miljoen gulden, bijzonder veel zorg aan besteed. Zelfs is geprobeerd, zo staat in van officiële zijde verstrekte gegevens, „een uiterlijk aspect te verkrijgen, dat uitdrukking geeft aan het karakter van orde en regelmaat, dat de opleiding van de academie kenmerkt."
Dat is gelukt en de bouwmeesters hebben daarbij de gevaren dat een steriel gebouwencomplex zou ontstaan overwonnen door niet alleen de opleiding, maar ook de „,leefbaarheid" in het oog te houden. Er is ijverig gewerkt met houtbetimmeringen, die een aparte sfeer geven, maar het feit dat de gebouwen zijn gesierd met enige 'tientallen kunstvoorwerpen, schilderijen, gouaches, plastieken, grafieken en keramiek van voornamelijk Nederlandse kunstenaars, bewijst tevens dat de opleiding van de Nederlandse politieambtenaar niet wordt gezien als die van gezagsdragers, maar ook als een breed opgezette, afgeronde vorming van mannen, die door hun kennis en persoonlijkheid, de gemeenschap in deze moderne tijd kunnen dienen.
Deze modernste politieopleiding van Nederland wekt ook grote verwachtingen ten aanzien van de vernieuwing en uitbreiding van andere politieopleidingsinstituten in Nederland. Overigens: de academie heeft geen overcapaciteit. De 104 zit-slaapkamers van het internaat zijn allemaal bezet. Er zijn zelfs 105 studenten.
Vol
In zijn fraaie werkkamer met uitzicht op de ingang en de wacht en met in de boekenkasten werken variërend van Van Dale, 20.000 citaten, het Handboek voor sprekers, Het juiste woord, Strafrecht en Bestuursrecht, of Packard's Statuszoekers tot en met de Criminele Ordonnantiën en politiebladen uit de vorige eeuw, hadden wij een gesprek met de directeur mr. J. Brink, een rustige spreker met het postuur van De Gaulle. Hij zegt over de huidige capaciteit van zijn instituut: „De school is gebouwd volgens de planning dat per jaar bij gemeentepolitie en rijkspolitie dertig à vijfendertig officieren nodig zijn, inclusief enkele voor Suriname en de Nederlandse Antillen. Want wij zijn ook opleidingsschool voor de West, waar alleen vormingsmogelijkheden zijn voor de lagere rangen. De situatie in Hilversum was sinds jaren niet houdbaar en in 1960 kwam er al een programma van eisen; in 1962 werd opdracht gegeven deze school te ontwerpen. We hebben een tijd wervingsmoeilijkheden gehad, totdat de leerlingen vrijgesteld werden van militaire dienst. Nu kunnen we aansluiten op het moment dat de jongelui na het examen HBS of gymnasium een beroep kiezen. Dit jaar hebber we 37 eindexamenkandidaten. De school is inderdaad vol, maar de gebouwen zijn voor uitbreiding vatbaar."
Geen supermensen
De leerlingen van de school zijn in doorsnee jongelui die wellicht ook een loopbaan als beroepsofficier in het leger, dan wel als leraar lichamelijke opvoeding zouden kunnen kiezen, Zij zijn geen supermensen, zij hebben evenals leerlingen van andere opleidingsscholen controle en leiding nodig, maar anderzijds is lang niet iedereen geschikt voor „Apeldoorn“. „Voor de omstreeks dertig plaatsen die er elk jaar ,vrijkomen, zijn ongeveer vierhonderd sollicitanten, die volgens hun aard en persoonlijkheid een overheidsfunctie kiezen met een vorm van gezagshandhaving," aldus mr. Brink. „Een deel van hen zal worden aangelokt door een korte en grondige opleiding voor een goede loopbaan; een ander deel omdat het gaat om een variabele, afwisselende functie. Maar bij de strenge medische en psychotechnische keuring door de Rijkspsychologische en de Rijksgeneeskundige Dienst, - alsmede een streng antecedentenonderzoek, valt het grootste deel af."
Mr Brink stelt de zaken objectief en hij kan niet anders. Hij begon zijn loopbaan als advocaat en procureur, werd later inspecteur bij de Amsterdamse politie en na de oorlog belast met de opleiding van surnumerairs en groeide zo naar zijn huidige functie toe. Sedert 1950 is hij verbonden aan de academie waarvan bij sinds 1957 directeur is. „De advocatuur is afwisselend genoeg, maar het lag mij niet steeds een partijstandpunt in te nemen", verklaart hij. En over de opleiding aan het instituut: „De opleiding is nogal gericht op de praktijk. Vakbekwaamheid en technische vaardigheden zijn naar onze overtuiging evenzeer nodig als oriëntatie over maatschappelijke vragen. We laten ook bijzondere onderwerpen behandelen, bijvoorbeeld de verhouding publiek-pers en politie-pers en dan van twee kanten. Er is veel belangstelling voor sociologie, psychologie, criminologie."
Het lesprogramma omvat In feite vier onderdelen: persoonlijkheidsvorming, lichamelijke opvoeding, wetenschappelijk onderwijs en praktische voorbereiding op de taak. En die onderdelen hebben vele facetten, want de hogere politieambtenaar behoort vakman, leider, ambtenaar en korpslid te zijn. „Een belangrijk deel van de opleiding is", aldus mr. Brink, „juridische vorming, lichamelijke training en technische vaardigheden van schieten tot typen."
De directeur doet hier en daar een greep: “Bij de ambtelijke vorming behoren ook discussiëren, vergadertechniek, beroepsethiek, oriëntatie op waarde en betekenis van de democratie, de dienende taak van de politieambtenaar, zijn rechtspositie en de plaats van de politie in de bestuurlijke verhoudingen. Het wetenschappelijk onderwijs omvat vooral wetskennis, maar er wordt aan de academie ook les in talen gegeven: Frans, Duits, Engels en ook Nederlands omdat de ervaring leert dat er op het punt van stijlverbetering en taalbeheersing wel iets te doen is."
Veranderingen
Wat er gedurende de 17 jaar die mr. Brink nu aan de academie verbonden is veranderde, is wel, dat elke leerling die het instituut nu verlaat, ook een basis heeft voor specialisatie, bijvoorbeeld in een verkeersfunctie, want er wordt niet alleen verkeersrecht, maar ook verkeerskunde gedoceerd. Daarnaast is er onderwijs in criminalistiek. Dat was vroeger niet zo. Doordat de opleiding werd uitgebreid van twee tot drie jaar, werd het mogelijk ook deze facetten te verwerken. Er is trouwens meer veranderd: “Zeventien jaar geleden hadden we leerlingen die in militaire dienst waren geweest. Sommigen hadden zelfs de acties in Indië meegemaakt en bekeken de problemen van de maatschappij met meer ervaring. Nu zijn de leerlingen jonger. Maar”, aldus mr. Brink, “we hebben een eerlijke en berouwbare ploeg. Er zijn trouwens veranderingen op til. In een rapport wordt de werkelijkheid uitgesproken van een vierjarige opleiding waarin een jaar stage bij verschillende politiekorpsen is opgenomen."
Met „schietbios"
Bij een wandeling door de honderden meters lange gangen, door dienstruimten, leslokalen waarin 9 stafdocenten en omstreeks dertig docenten les geven, een bibliotheek, een donkere kamer, modellengang met uitzicht op een binnentuin, door een eetzaal met uitzicht op sportvelden of een zeer moderne gymnastiekzaal, wijst mr. Brink steeds weer op de talrijke bijzonderheden van deze gebouwen, bijvoorbeeld op de aparte senaatskamer, muziekkamer, commissiekamer, de zit-schrijfkamer en ook op unieke vergezichten over een ruim stuk Veluwe. In de kelders is de „atoomvrije" schietbioscoop, waarin door een vinding van de Amsterdamse politie met scherp kan worden geschoten. In die kelders ligt ook het poetslokaal, waar wij op een bord geschreven lazen: „Wij balen van sportdag en van verplicht dia's kijken en van verplicht gezellig zijn. We willen handballen, geen sportweek, slecht voor onze studie." Waarmee wordt bewezen dat ook de toekomstige hogere politieambtenaar de kans wordt gelaten een gewoon mens te zijn. „Kijk", zegt mr. Brink, „.en als ik nu straks vraag wie dat geschreven heeft, komen ze
daar rond voor uit." Maar hij vroeg het helemaal niet. Op het bordes ontmoetten wij enige leerlingen, die terugkeerden van een tweekamp op de schietbaan.
„En", informeerde mr. Brink, „hoe is het gegaan?"
„Och“, zeiden de toekomstige officieren, „het kon wel beter, maar we moesten erg aan de schietbaan wennen."
Aan de gebouwen van de nieuwe academie zijn ze al gewend en daar in het Orderbos waar orde en order heersen, is het nieuwe, eenzaam gelegen instituut stellig niet op weg een soort retraitehuis te worden.☐